Januari 2017 stond er in de Volkskrant een artikel met als kop: ‘Orde in de ladekast, orde in het leven’. In het artikel werd min of meer een oproep gedaan aan mensen om het leven niet te ingewikkeld te maken en op tijd te ‘ontspullen’. Anders gezegd: gooi ouwe troep op tijd weg, stapel niet alles op, het bezorgt je letterlijk ruimte in je huis en figuurlijk ruimte in je hoofd. Maar is dat zo? En zo ja, wat maakt het voor velen zo moeilijk om dit dan ook daadwerkelijk te doen?
Ik denk zeker dat orde in je huis ook een bepaalde mate van rust en orde in je leven/in je hoofd op kán leveren. Het is heerlijk om niet te veel ballast om je heen te hebben. Zelf woon ik heel klein, je zou kunnen zeggen een Tiny House uit 1879, en dus ben ik ook genoodzaakt om enigszins minimalistisch te denken. Daardoor maak je sowieso bewustere keuzes als het gaat om inrichting. Je leert vanzelf dat als er iets bij komt, er ook vrijwel altijd iets dient te verdwijnen. Dat geldt voor kleding, keukengerei, boeken, meubels, wandversieringen et cetera. Toch denk ik niet dat de grootte van je huis veel te maken heeft met het feit of je wel of niet goed kan ‘ontspullen’.
Laten we eens beginnen met te stellen dat de hoeveelheid spullen niets of niet heel veel over de (on)rust in je hoofd zegt. Want wat is veel of weinig? Wat voor de een heel weinig is, voelt voor de ander immers aan als heel veel. Het punt is: wanneer begint ‘een hoeveelheid spullen’ pijn te doen? Wanneer krijg je last van de onoverzichtelijkheid in je huis? Op welk moment beginnen inrichting en spullen te knellen? Dát is namelijk het moment om in te grijpen. Dán breekt de fase aan van ‘ontspullen’, met als doel om die rust in je hoofd weer terug te krijgen.
Dat is meteen ook het moment om te zien of je bewust genoeg bent. Ben je dit al, dan onderneem je ongetwijfeld actie en zorg je ervoor dat je huis weer een plek wordt waarin het fijn vertoeven is. Met name voor jezelf, maar natuurlijk ook voor eventuele medebewoners, zoals je partner, kinderen en eventueel ook overige bezoekers. Voel je toch weerstand om dingen weg te doen, bijvoorbeeld omdat je eraan gehecht bent, dus vind je het moeilijk om te ‘ontspullen’, dan is het tijd om alert te worden.
Vraag jezelf dan bijvoorbeeld af: wát maakt het zo moeilijk voor mij? Waar zit de pijn achter het afscheid nemen van materiële zaken? Ben je bang dat je straks iets mist, omdat je het nog een keer wilt gebruiken? Ben je er intensief aan gehecht? Heeft het voor jou dierbare herinneringen? Ben je sowieso iemand die moeite heeft met afscheid nemen, ook op andere gebieden? Let wel: deze vragen zijn alleen relevant in het geval van pijn. Als jij het goed naar je zin hebt in een ‘vol’ huis, dan is dat prima en hoef je dus in principe geen actie te ondernemen.
Mensen die onnodige en overbodige spullen tóch niet weg kunnen doen, hebben zich ongetwijfeld gehecht aan deze spullen. Ze voelen weliswaar de pijn van de wanorde, maar die is minder groot dan de gehechtheid aan de spullen. Daarom kiezen ze voor de minst pijnlijke oplossing: behouden dus. Wat niet wegneemt dat er nog altijd pijn is. Omdat geen enkel mens vrijwillig onnodige mentale pijn wil lijden, moet er dus iets aan de hand zijn.
De verklaring van de pijn vinden we in de óórzaak van de hechting aan allerlei prullaria. Zoals wel vaker zit het hem in de identificatie met iets buiten onszelf. Mensen identificeren zich met van alles en nog wat, dus ja … ook met spullen. Die spullen maken deze mensen immers tot wie ze zijn. En wegdoen betekent dat je een stukje van je ‘zelf’ wegdoet, dat je iets van je ‘zelf’ ziet verdwijnen. Dat moet, zo is de gedachte, voorkomen worden. Want wat als er straks te weinig of zelfs helemaal niets van je overblijft, wie ben je dan nog? Met andere woorden: het ego voelt zich bedreigd door het verwijderen van al die spullen. Je ‘onware zelf’ is bang om te sterven en vecht daartegen. Via jou. Dát levert die pijn op.
Wat kan je doen? Het gaat erom dat je bewust wordt, dat je je realiseert dat je niet je spullen ‘bent’. Er sterft niets ván of ín jou, dat is onmogelijk. Wat je niet hebt of bent, kan je immers ook niet kwijtraken. Word je bewust van Zijn: Je Bent! Niets meer, niets minder. Kijk dus anders naar jezelf. Zie jezelf als de persoon die moeite heeft met ‘ontspullen’, maar identificeer je ook dáár weer niet mee. Toon compassie met jezelf, je kunt er niets aan doen dat je nog niet bewust genoeg bent om te zien dat je ego de spelbreker is die het ‘ontspullen’ zo moeilijk maakt.
Begin daarom gewoon eens met iets kleins weg te doen. Doet het pijn? Ga in je pijn, laat het er zijn, maar identificeer je er niet mee. Zo train je de onthechting en zal het steeds eenvoudiger en minder pijnlijk worden om overbodige ballast – zowel materieel als mentaal – van je af te kunnen laten glijden. Train dit net zolang tot je voelt dat je min of meer pijnvrij spullen uit je leven kan verwijderen. Het moment dat dát gebeurt zal je glimlachen om de ooit door jou gevoerde strijd met je ego en leef je voor altijd in een huis waarin voor jou orde en rust heerst.